By Julie Kertesz from Paris neighbourhood,
France (Flickr) [CC-BY-2.0
(http://creativecommons.org/licenses/by/2.0)],
via Wikimedia Commons
|
Zij: ‘Et un pain au chocolat.’
Ze spreken het voor zichzelf uit, zorgvuldig articulerend. Ik schat hem zeven jaar, haar vijf.
Broer en zus. Brave kinderen, dat zie je aan haar gevlochten staartjes en bloemetjesjurkje en zijn sandalen.
We staan in de rij bij het bakkerijtje op onze camping in Argelès-sur-Mèr. Rond deze tijd duurt het meestal zo’n vijf minuten voor je aan de beurt bent. Na elke van knapperig warm brood voorziene klant schuifelen we een stukje verder. Het is al warm, ik voel de eerste zweetdruppeltjes via mijn ruggengraat richting bilspleet lopen. Zo gaat dat in Zuid-Frankrijk, midden juli.
Ik ben straks aan de beurt na broer en zus en observeer het tweetal daarom vanuit vogelperspectief. Ze oefenen nog een keer voor zichzelf, zachtjes, maar toch ook zoekend naar bevestiging opzij.
Hij: ‘Une baguette.’
Zij: ‘Un pain au chocolat.’
Hij: ‘Zal ik het eerst zeggen dan?’
Ze knikt.
Hij blikt even naar het tientje in zijn knuistje. Dat laat hij niet los tot het moment suprême, zoveel is zeker. Ze oefenen nog maar eens. Voor alle zekerheid. ‘Dan zeg ik eerst une baguette en jij doet un pain au chocolat.’
Ik vraag me af waarom zij de moeilijkst uit te spreken bestelling gaat doen. Misschien omdat haar ‘ch’ zo Frans klinkt. Een mooie ‘ch’ die eerder naar melk- dan naar pure chocolade smaakt.
De foute ruitjesbroek voor het tweetal betaalt zijn vier croissantjes.
De jongen kijkt zijn zusje nog één keer aan, knikt en doet een stap naar voren. Dan haalt hij adem, net wat dieper dan nodig is en plaatst overtuigd zijn bestelling: ‘Une baguette.’
‘C’est tout?’ vraagt de juffrouw achter de toonbank vriendelijk, terwijl ze een papiertje om het stokbrood wikkelt.
Dan realiseert de jongen zich dat zijn zusje de belangrijkste stap naar voren van vandaag niet gemaakt heeft. Ze heeft zich wat verdekt opgesteld achter zijn rug. De Nederlanders in de rij houden even hun adem in. Kordaat en lichtjes geïrriteerd legt de jongen een hand in haar nek en duwt haar richting toonbank. Zonder ‘Nou, kom op!’ te zeggen, knikt hij een vermanend ‘Nou, kom op!’
‘Un pain au chocolat.’ Zo moeilijk was dat niet. Ze kijkt haar broer dan ook aan in een combinatie van trots en ‘dacht je soms dat ik het niet zou durven?’
Als ik terugloop naar onze stacaravan, passeert het tweetal me op hun stepjes. Ze hebben het brood in de hand. Omdat zij met hun voertuigjes sneller zijn dan ik en ik later aan de beurt was dan zij, vermoed ik dat er bij het verlaten van het winkeltje nog een kritisch evaluatiegesprek heeft plaatsgevonden.
Ik ben straks aan de beurt na broer en zus en observeer het tweetal daarom vanuit vogelperspectief. Ze oefenen nog een keer voor zichzelf, zachtjes, maar toch ook zoekend naar bevestiging opzij.
Hij: ‘Une baguette.’
Zij: ‘Un pain au chocolat.’
Hij: ‘Zal ik het eerst zeggen dan?’
Ze knikt.
Hij blikt even naar het tientje in zijn knuistje. Dat laat hij niet los tot het moment suprême, zoveel is zeker. Ze oefenen nog maar eens. Voor alle zekerheid. ‘Dan zeg ik eerst une baguette en jij doet un pain au chocolat.’
Ik vraag me af waarom zij de moeilijkst uit te spreken bestelling gaat doen. Misschien omdat haar ‘ch’ zo Frans klinkt. Een mooie ‘ch’ die eerder naar melk- dan naar pure chocolade smaakt.
De foute ruitjesbroek voor het tweetal betaalt zijn vier croissantjes.
De jongen kijkt zijn zusje nog één keer aan, knikt en doet een stap naar voren. Dan haalt hij adem, net wat dieper dan nodig is en plaatst overtuigd zijn bestelling: ‘Une baguette.’
‘C’est tout?’ vraagt de juffrouw achter de toonbank vriendelijk, terwijl ze een papiertje om het stokbrood wikkelt.
Dan realiseert de jongen zich dat zijn zusje de belangrijkste stap naar voren van vandaag niet gemaakt heeft. Ze heeft zich wat verdekt opgesteld achter zijn rug. De Nederlanders in de rij houden even hun adem in. Kordaat en lichtjes geïrriteerd legt de jongen een hand in haar nek en duwt haar richting toonbank. Zonder ‘Nou, kom op!’ te zeggen, knikt hij een vermanend ‘Nou, kom op!’
‘Un pain au chocolat.’ Zo moeilijk was dat niet. Ze kijkt haar broer dan ook aan in een combinatie van trots en ‘dacht je soms dat ik het niet zou durven?’
Als ik terugloop naar onze stacaravan, passeert het tweetal me op hun stepjes. Ze hebben het brood in de hand. Omdat zij met hun voertuigjes sneller zijn dan ik en ik later aan de beurt was dan zij, vermoed ik dat er bij het verlaten van het winkeltje nog een kritisch evaluatiegesprek heeft plaatsgevonden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten