Radicalisme is een virus dat - indien niet tijdig en goed behandeld - leidt tot de dood in de vorm van zelfmoord (waarbij ook andere slachtoffers kunnen vallen) of sneuvelen in oorlogssituaties.
Bijzonder aan het virus is dat er personen zijn die het willens en weten proberen over te dragen op hun slachtoffers. Ze maken daarbij gebruik van bekende brainwashing-technieken en grote beloften. Het gezonde verstand en de logica van het slachtoffer worden hiermee langzaam ondermijnd.
Het virus gedijt in omgevingen waar negatieve emoties als angst en boosheid de overhand hebben. Een dergelijke omgeving verzwakt de sociale weerstand tegen het virus van met name kwetsbare jongeren. Vanuit het oogpunt van preventie is het dan ook van belang om:
Scholen en ouders hebben hierbij een belangrijke taak. Naast luizenmoeders zouden scholen bijvoorbeeld Jihad-vaders kunnen aanstellen om hier invulling aan te geven.
In bepaalde regio's in het Midden-Oosten komt het virus erg veel voor. Reizigers naar deze gebieden moeten bij terugkomst aan de grens preventief gescreend worden op het drager zijn van het virus. Tot die tijd moet uit veiligheidsoverwegingen toegang tot de samenleving verhinderd worden.
Besmette personen zijn soms herkenbaar door vrij plotselinge veranderingen in het scheer- of kleedgedrag. Belangrijk om te constateren is echter dat de hieruit voortvloeiende uiterlijke kenmerken niet uniek zijn voor besmette personen. Het is dan ook van belang ook gedrag en veranderingen daarin goed te observeren. Ook het in gesprek gaan met de betrokkene en personen uit diens omgeving kan helpen om te achterhalen of er sprake is van besmetting. Daarbij moet er rekening mee gehouden dat naasten uit schaamte voor het gedrag van de patiënt of uit angst schade toe te brengen aan de toch al kwetsbare relatie met de patiënt verwijzingen naar een mogelijke besmetting zullen ontkennen.
Eenmaal besmet dienen patiënten direct in quarantaine te worden gezet, waarop een intensieve (en soms langdurige) behandeling moet volgen. Hoe eerder de patiënt wordt opgenomen, hoe groter de kans dat het virus nog te vernietigen is. Het is van groot belang patiënten te blijven volgen na de behandeling, omdat restjes virus hardnekkig kunnen zijn en gemakkelijk weer aan destructieve kracht kunnen winnen, zeker als de patiënt teruggeplaatst wordt in de omgeving waar de besmetting is opgelopen of in een daarmee vergelijkbare omgeving.
Bijzonder aan het virus is dat er personen zijn die het willens en weten proberen over te dragen op hun slachtoffers. Ze maken daarbij gebruik van bekende brainwashing-technieken en grote beloften. Het gezonde verstand en de logica van het slachtoffer worden hiermee langzaam ondermijnd.
Het virus gedijt in omgevingen waar negatieve emoties als angst en boosheid de overhand hebben. Een dergelijke omgeving verzwakt de sociale weerstand tegen het virus van met name kwetsbare jongeren. Vanuit het oogpunt van preventie is het dan ook van belang om:
- omgevingen die aan dit signalement voldoen tijdig op te sporen en te saneren;
- bij te dragen aan de sociale weerstand van kwetsbare jongeren (begin hier tijdig mee!).
Scholen en ouders hebben hierbij een belangrijke taak. Naast luizenmoeders zouden scholen bijvoorbeeld Jihad-vaders kunnen aanstellen om hier invulling aan te geven.
In bepaalde regio's in het Midden-Oosten komt het virus erg veel voor. Reizigers naar deze gebieden moeten bij terugkomst aan de grens preventief gescreend worden op het drager zijn van het virus. Tot die tijd moet uit veiligheidsoverwegingen toegang tot de samenleving verhinderd worden.
Besmette personen zijn soms herkenbaar door vrij plotselinge veranderingen in het scheer- of kleedgedrag. Belangrijk om te constateren is echter dat de hieruit voortvloeiende uiterlijke kenmerken niet uniek zijn voor besmette personen. Het is dan ook van belang ook gedrag en veranderingen daarin goed te observeren. Ook het in gesprek gaan met de betrokkene en personen uit diens omgeving kan helpen om te achterhalen of er sprake is van besmetting. Daarbij moet er rekening mee gehouden dat naasten uit schaamte voor het gedrag van de patiënt of uit angst schade toe te brengen aan de toch al kwetsbare relatie met de patiënt verwijzingen naar een mogelijke besmetting zullen ontkennen.
Eenmaal besmet dienen patiënten direct in quarantaine te worden gezet, waarop een intensieve (en soms langdurige) behandeling moet volgen. Hoe eerder de patiënt wordt opgenomen, hoe groter de kans dat het virus nog te vernietigen is. Het is van groot belang patiënten te blijven volgen na de behandeling, omdat restjes virus hardnekkig kunnen zijn en gemakkelijk weer aan destructieve kracht kunnen winnen, zeker als de patiënt teruggeplaatst wordt in de omgeving waar de besmetting is opgelopen of in een daarmee vergelijkbare omgeving.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten