04 maart 2012

Sugata Mitra: ‘Kinderen leren beter zonder leraar’

Eén computer, vier kinderen, een uitdagende opdracht en eventueel nog een scheutje aanmoeding... meer is er niet nodig om kinderen tot verbluffende leerresultaten te brengen. Onmogelijk? Professor Sugata Mitra bewijst keer op keer - ook tot zijn eigen verbazing - dat het werkt. Ik sprak Mitra tijdens Dé Onderwijsdagen 2010 in Utrecht. Het interview verscheen in COS, december 2010. 

Het begon allemaal in 1999 met een gat in een muur in een sloppenwijk in New Delhi, India. Sugata Mitra plaatste er een computer in met een internetverbinding, vertrok en zag hoe kinderen die nog nooit een computer gezien hadden binnen enkele uren begrepen hoe het apparaat werkte. Zijn verbijstering over dit resultaat én de sceptische reacties erop uit zijn omgeving, vormden de drijfveer verder op onderzoek te gaan. Hij gaf onder andere slecht Engels sprekende kinderen een spraakherkenningsprogramma en een opdracht: zorg ervoor dat het programma je verstaat en bedenk zelf maar hoe je dat doet. Hij liet de kinderen aan hun lot over, kwam terug en zag dat de kinderen erin geslaagd waren hun Engels aanzienlijk te verbeteren. Dat hadden ze onder andere voor elkaar gekregen met behulp van een online woordenboek met audiofragmenten voor de uitspraak. Mitra noemt zijn concept ‘Minimally Invasive Education’, ofwel leren met zo weinig mogelijk interventies door volwassenen.

Geen begeleiding, geen leraar en toch verbluffende leerresultaten. Hoe verklaart u dat? 
‘Ik dacht eerst dat het kwam door de magie van het werken met een computer. Maar dat is niet hele verhaal. Het werkt ook in Groot-Brittanië en Italië, waar computers al lang niet meer zo magisch zijn. Ik ben erachter gekomen dat er twee principes zijn die het leerproces op gang brengen en houden. De kinderen in mijn onderzoeken hebben een reden of een verlangen om te leren en ze leren door samen aan de slag te gaan, in afwezigheid van volwassenen. Als aan die voorwaarden is voldaan kunnen ze bijna alles zelf leren. Dat kan met een computer met internet, omdat daar veel gereedschap op zit en kennis mee te vinden is, maar het kan ook met een kist vol constructiemateriaal of in een tuin.’

Daar staan we dan als volwassenen en leraren... met al onze wijsheid en pedagogische en didactische vaardigheden. 
‘Kinderen denken dat volwassenen hen voortdurend beoordelen. Vaak is dat zo, soms ook niet, maar dat maakt niet uit voor hoe ze de aanwezigheid van volwassenen ervaren. Als ik aangeef dat ze met elkaar mogen praten, durven ze dat niet te doen. Ze geloven gewoon niet dat het echt mag. Uit angst voor beoordelingen of straf van volwassenen, doen ze het liefst niets. Dan lopen ze ook geen risico. Voor het leerproces is het enorm belangrijk om met elkaar te praten, veronderstellingen te uiten die mogelijk verkeerd zijn of fouten te maken. Allemaal zaken die in aanwezigheid van een leraar niet goed van de grond komen.’

Waarom is het samenwerken zo belangrijk? 
‘Het is de kern. Als je kinderen een vraag of een probleem voorlegt, zie je iets fantastisch ontstaan. Er vormt zich meteen een groepsstructuur. Bij ieder probleem zal die structuur anders zijn. Ik weet niet precies hoe ze het doen, maar ze lijken intuïtief te weten wat de meest optimale vorm van samenwerking is voor het oplossen van het specifieke probleem. In de onderzoeken met de computers zie je dat het ene kind de leiding neemt bij het werken met Paint, een ander doet dat met Wikipedia of Google. Dat gebeurt zonder die taken expliciet te maken. De “specialisten” worden in de groep geaccepteerd en gewaardeerd door wat ze bijdragen. En om geaccepteerd te blijven, zullen ze beter willen worden en daar hard voor willen werken. Ze willen elkaar ook hun ontdekkingen laten zien. Als je als groep werkt, ben je ook samen verantwoordelijk voor het resultaat. Dat is de crux. Ik laat kinderen steeds zelf de groepjes vormen, ze mogen tijdens het werken van groep wisselen, bij andere groepen gaan kijken, afkijken hoe andere groepen het doen, kortom: er zijn geen regels. En dan blijkt dat het leren zichzelf organiseert. In grote groepen zul je altijd kinderen hebben die nooit de leiding nemen. Dat is helemaal niet erg: deze kinderen blijken net zo goed te leren van het kijken naar de anderen en te volgen wat er gebeurt.’

Het belang van samenwerken zet het streven naar één computer per kind in een ander daglicht.
‘Klopt. Een computer per leerling werkt averechts, het vertraagt het proces of de leerling blijft hangen in één activiteit. Het leren stopt zelfs bij sommige kinderen die hun zelfvertrouwen verliezen als ze zien dat andere leerlingen sneller werken of meer complimenten krijgen van de leraar. Ik zeg daarom: investeer liever in goede computers met goede beeldschermen en stop bij één computer per vier of vijf leerlingen.’

U stelt dus dat kinderen zonder leraar in groepjes met de computer moeten werken. Maar een doordacht didactisch verhaal, is dat niet efficiënter? En leren kinderen de stof niet verkeerd aan zonder begeleiding?
‘Om met die laatste vraag te beginnen: uiteindelijk komen kinderen er zelf bijna altijd achter dat iets fout is. Dan gaan ze alsnog naar het goede antwoord op zoek. Je zult zien dat de opgedane kennis dan nog beter beklijft. Je hoeft ze dus niet te corrigeren. Hooguit stel je een vraag waardoor ze er zelf achter komen dat er iets niet klopt. Ik zeg niet dat het leren per se snel gaat met deze methodiek. In het Hole In The Wall-concept zijn kinderen soms meerdere maanden bezig met het spelen van steeds hetzelfde spelletje. Maar uiteindelijk zijn ze het beu en dan willen ze ontdekken wat er nog meer kan. Het idee is om ze niet voortijdig te laten stoppen, maar gewoon af te wachten totdat ze het beu zijn en er een verlangen is ontstaan om meer te weten.’

U hebt een nogal confronterende boodschap voor leraren. Hebben ze nog wel een rol in uw visie?
‘Absoluut. Het leraarschap zal altijd blijven bestaan, maar het zal ingrijpend veranderen. Leraren moeten gaan nadenken over hoe ze hun werk in de nabije toekomst gaan invullen, zoals koetsiers over hun werk moesten gaan nadenken toen de auto en het vliegtuig hun intrede deden. Ze moesten de transitie maken van twee teugels naar een dashboard vol instrumenten. Het doel van het werk bleef hetzelfde, passagiers van A naar B brengen, maar de manier waarop veranderde ingrijpend. Leraren blijven dus belangrijk. Zij zijn degenen die de vragen moeten bedenken die bij leerlingen het proces van leren op gang brengen en houden. Ze moeten daarvoor ophouden met antwoorden geven en beginnen met vragen stellen. En dat moeten moeilijke vragen zijn. Het huidige systeem begint bij de gemakkelijke stof, op het niveau waarbij het kind het goede antwoord kan geven. Denk aan de tafels van vermenigvuldiging. Vandaaruit wordt het steeds moeilijker. Vanuit de logica lijkt dat een prima strategie, maar er is een probleem: bij die eenvoudige vragen hebben kinderen geen idee waarom je ze stelt. Geef liever een moeilijke opgave en vertel erbij dat die opgelost kan worden met de tafels van vermenigvuldiging. We moeten zo het hele curriculum herschrijven in vraagvorm in plaats van in zinnen en antwoorden. Ik besef dat dit voor leraren een radicale benadering van onderwijs is en dat het veel van ze vraagt. Het geven van antwoorden is immers veel gemakkelijker dan het bedenken van een goede vraag. Overigens zijn kinderen daar zelf erg goed in. Laatst vroeg ik een groepje kinderen: probeer eens een hele moeilijke vraag te bedenken. Ze kwamen met een vraag die ik zelf niet had kunnen bedenken: wie heeft de ruimte gemaakt?’

En wat moeten leraren doen in de begeleiding?
‘Ze moeten leerlingen niet met informatie helpen, niet ongeduldig worden als een leerling de vraag nog steeds niet heeft opgelost. Loslaten en afwachten, daar gaat het om. En als het echt vastloopt, zo heb ik ontdekt, werkt de grootmoeder-aanpak het best. Niet oordelen, maar achter het kind gaan staan en simpelweg je bewondering uiten over wat het al wel gevonden heeft. Daarvoor hoef je dus niet een vakinhoudelijk deskundige te zijn, zo blijkt. We werken ondertussen met een team van grootmoeders die via Skype te raadplegen zijn door groepen kinderen: de Granny Cloud. Geen leraren dus, maar gewoon oma’s die van kinderen houden.’

Er zijn steeds meer goede online bronnen beschikbaar. Versterkt dat de kracht van leren zonder leraar nog meer?
‘Zeker. En het laat ook zien dat het niet nodig is om heel veel geld te besteden aan het ontwikkelen van onderwijsinhoud. Het is zo jammer dat het wiel telkens opnieuw wordt uitgevonden. Twintig landen maken twintig keer hetzelfde programma. Vervolgens heb je vierhonderd dezelfde programma’s. Het is de hoogste tijd dat we realiseren dat informatie uit zichzelf op het internet komt, zonder dat je er iets voor hoeft te doen. De kwaliteit komt vanzelf bovendrijven door de beoordelingen van gebruikers en doordat zoekmachines meten hoevaak bronnen gebruikt worden. Het model van Google werkt. Content die het meest gebruikt wordt, komt vanzelf bovendrijven. De eindgebruiker krijgt de informatie gratis. In ruil daarvoor wordt zijn gedrag voortdurend gemonitord. Adverteerders krijgen tegen betaling informatie over die eindgebruiker. En de veiligheidsklep is dat slimme adverteerders zich wel twee keer bedenken voordat ze de content gaan beïnvloeden. Gebruikers zullen dan immers afhaken, waardoor ze direct op de ranglijst zullen dalen.’

Is in uw ogen het huidige onderwijssysteem failliet?
‘Zelfs in het huidige onderwijs leren kinderen nog veel, maar dat is dan vooral ondanks het systeem. Het internet heeft alles veranderd. Voor de komst van het internet kon je als school nog tegen een lerende zeggen: je kunt deze informatie nergens anders krijgen. Maar school heeft nu serieuze concurrentie gekregen. We moeten onderwijs efficiënter maken en de organisatievorm ingrijpend veranderen. Dat is geen kwestie meer van kiezen. Lerenden overal ter wereld lijken het traditionele systeem steeds meer de rug toe te keren. Ze vragen zich af waarom ze nog naar school zouden gaan. Dat is een serieus probleem met grote economische en sociale gevolgen, zeker in de ontwikkelde, westerse landen. De traditionele vorm van formele educatie is niet vol te houden. De verandering komt en zal snel en vrij plotseling plaatsvinden. Vooruitstrevende overheden zullen hierbij het voortouw nemen, daar vertrouw ik op.’

Sugata Mitra (Calcutta, 1952) studeerde natuurkunde in Delhi. Hij combineerde gedurende zijn loopbaan werken met studeren en onderzoek. Een belangrijk deel van zijn loopbaan was hij actief in de Indiase computerindustrie, waar hij onder andere verantwoordelijk was voor het trainen van programmeurs. Daarnaast schreef hij over wetenschap in een tijdschrift voor kinderen. Vanuit zijn brede belangstelling, onder andere ook voor neurale netwerken en filosofie deed hij onderzoek op verschillende gebieden. De thema’s kinderen, leren en ict kwamen in 1999 bij elkaar in het Hole In The Wall-project. Mitra is momenteel als professor verbonden aan de School of Education, Communication and Language Sciences van de Newcastle University in Groot-Brittanië. Hij is een veel gevraagd internationaal spreker.


Bronnen:

1 opmerking:

  1. Anoniem12:05 p.m.

    Ik vond Mitra's verhaal zeer sterk en interessant dat ik bewust de wetenschappelijke publicaties opzocht met de resultaten. De waarheid blijkt een pak genuanceerder dan wat hij hier stelt: http://xyofeinstein.wordpress.com/2012/01/27/nuances-op-hole-in-the-wall-van-sugata-mitra/

    BeantwoordenVerwijderen