31 januari 2013

John Hattie: ‘Doen wat echt het verschil maakt’

Uit de oude doos... tijdschrift Computers op School, april 2008, ik interviewde John Hattie.. Luister eerst naar dit fragmentje...



Je kunt natuurlijk lesgeven vanuit je geloof in het constructivisme of het behoud van tradities als het klassikaal frontaal onderwijs. ‘Maar geloven voldoet niet’, vindt professor John Hattie van de University of Auckland in Nieuw-Zeeland. ‘Een goede leraar kijkt naar de feiten en evalueert voortdurend of wat hij doet werkt.’

Wat maakt goed onderwijs tot goed onderwijs? Het kostte Hattie vijftien jaar om een antwoord te vinden op die vraag. In die periode bestudeerde hij met zijn team bijna 800 meta-analyses van in totaal 50.000 onderzoeken naar alles wat invloed heeft op leren. In totaal namen aan die onderzoeken zo’n 200 miljoen lerenden deel. Daarmee heeft Hattie recht van spreken als hij uitspraken doet over eigentijds onderwijs. COS sprak via Skype met deze gedreven prof, slechts gescheiden door twee beeldschermen, twaalf klokuren en enige kilometers land en zee...

Vijftien jaar onderzoek doen naar leren en doceren. Wat was de vonk waarmee het allemaal begon?
‘Toen ik kennis maakte met onderzoek naar leren, viel het me op dat er nauwelijks leraren te vinden zijn die zeggen dat ze onder de maat presteren. Dat vond ik vreemd. Ik ontdekte dat leraren tevreden zijn, als ze maar een bijdrage leveren aan de prestaties van hun leerlingen. Welnu, dat doen ze altijd als je het nulpunt als uitgangspunt neemt. De vraag is echter wanneer een leraar echt het verschil maakt. Aan de hand van vele onderzoeksresultaten hebben we een nieuw ijkpunt op de meetlat gedefinieerd, waar we de effecten van alle interventies en invloeden op het gebied van leren langs leggen: van klassegrootte tot zittenblijven, van de thuissituatie van leerlingen tot nascholing van leraren en van extra programma’s op het gebied van sociale vaardigheden tot de invloed van televisiekijken. Het vergelijken van de beschikbare statistieken was veel, maar gemakkelijk werk. De uitdaging was om met een verhaal te komen dat een bevredigende verklaring bood voor de uitkomsten.’

Onderzoek bevestigt vaak wat we vermoeden. Was dat bij deze studie ook zo?
‘Deels, maar we hebben vooral ook een aantal bijzonder verrassende ontdekkingen gedaan. Zo vonden we dat het nauwelijks uitmaakt naar welke school je gaat, terwijl het wél heel bepalend is welke leraar je binnen die school treft. We ontdekten vervolgens de enorme impact van doelen en verwachtingen. Zo maakt het een groot verschil of je als leraar echt uitdagende doelen geeft aan je leerlingen of volstaat met doe-gewoon-maar-je-best-doelen. Leraren zijn vaak bang om de leerling te overvragen en hakken daarom de lesstof in behapbare mootjes. Dat werkt averechts. Juist als je leerlingen een grote uitdaging geeft, bereiken ze meer. Een bijzondere ontdekking vind ik dat leerlingen heel erg goed zijn in het voorspellen hoe goed ze ergens in zijn. Zo goed, dat toetsen eigenlijk overbodig is. De vraag is dan: waarom toetsen we nog?’

In uw artikelen en presentaties benadrukt u ook het belang van feedback.
‘Het geven van feedback op de inhoud van de taak - dus niet over het gedrag of de prestatie van de leerling - blijkt zeer effectief te zijn. Maar leerlingen krijgen in de klas niet veel individuele feedback. Als je échte feedback gaat meten, kom je zelfs slechts op een schamele paar seconden per leerling per dag. Dat blijkt in de praktijk moeilijk te veranderen. Ik kwam op een alternatief dat bijna net zo sterk werkt, maar gemakkelijker te realiseren is: zorg ervoor dat jijzelf als leraar feedback krijgt over je aanpak. Het is misschien wel mijn belangrijkste boodschap: optimaliseer de feedback die je krijgt van je leerlingen. Check of ze je uitleg begrijpen en als dat niet zo is, vraag je af hoe je het beter kunt doen. Doe een assessement en vraag feedback over je manier van lesgeven aan een coach of collega. In het begin is dat spannend. Maar achteraf blijkt dat leraren het eigenlijk heel prettig vinden. Om nog even terug te komen op het testen: je zou dat eigenlijk alleen moeten doen als je wilt weten hoe goed jij het gedaan hebt. Niet om wat je doet te kunnen rechtvaardigen, maar om beter te worden in je vak.’

Wat, behalve het openstaan voor feedback, is nog meer kenmerkend voor een goede leraar?
‘Een goede leraar doceert zichtbaar, weldoordacht en weloverwogen. Hij gelooft in zijn rol, zijn taak om leerlingen langzaam te veranderen in jonge mensen die hun eigen leraar kunnen zijn, die zichzelf kunnen motiveren, evalueren en reguleren. Ik geloof niet in leraren die werken vanuit de ideeën van het constructivisme, leraren die vooral faciliteren en gids zijn. Ze zijn misschien heel modern, maar daar gaat het niet om. Ik heb eens video-opnamen mogen bekijken van de beste 100 leraren in de VS. Je zag meteen wie controle had in de klas. Het waren de actieve leraren, die voortdurend druk bezig waren. De leraar die aan de zijlijn staat, terwijl leerlingen alleen of in groepjes werken, zijn gewoon minder succesvol. Een goede leraar activeert zijn leerlingen en besteedt expliciet aandacht aan vakoverstijgende vaardigheden die het leren ondersteunen: het aanleren van verschillende strategieën om problemen op te lossen, reflecteren, creatief denken... Op sommige scholen doet men aan filosofie voor kinderen: geweldig! En nogmaals: een goede leraar hanteert verschillende evaluatieve methoden om de impact van zijn doceren te meten en te verbeteren.’

De moderne leraar heeft de beschikking over een groeiend arsenaal aan technologie. Helpt dat?
‘Het is een van de meest onderzochte thema’s... en een van de thema’s met de grootste variabiliteit in de uitkomsten. Daaruit trek ik de conclusie: het medium is niet de boodschap, het gaat erom wat je ermee doet. De computer kan een prima hulpmiddel zijn om basisstof tot je nemen die je meerdere keren moet bestuderen voordat je er op een hoger plan mee kunt gaan werken. De computer biedt ook gelegenheid om te leren filteren en oordelen. Je leest niet van het computerscherm, je scant. Dat betekent dat je voortdurend evaluatieve oordelen maakt en het relevante haalt uit massa’s informatie. Dat is een belangrijke vaardigheid die ook los van de computer zinvol is. We moeten dat alle leerlingen leren. Een ander aspect van technologie is dat het leerlingen motiveert om te blijven oefenen. Denk maar aan videogames. We maken daar te weinig gebruik van. Veel leraren denken ten onrechte dat de vaardigheden die je ermee opdoet onbelangrijk zijn. Uit onderzoek blijkt overigens dat de leereffecten van de computer het grootst zijn als je er met twee leerlingen tegelijk aan werkt. Niet met minder, niet met meer. Het blijkt dat leerlingen in een dergelijke setting leren van de strategie van de ander én dat ze het minst bang zijn om fouten te maken. Juist van fouten maken leer je. Als je met z’n tweeën werkt op de computer zijn er vaak geen gevolgen als je iets fout doet: je wordt niet snel uitgelachen.’

De wat-maakt-het-verschil-top 10 volgens John Hattie
  1. Eigen verwachtingen over prestaties
  2. Afwezigheid van ‘storende’ leerlingen
  3. Werken aan goed gedrag in de klas
  4. Kwaliteit van lesgeven
  5. Verbeteren van het begrijpend lezen van teksten
  6. Eerdere prestaties van de leerling
  7. Goede relatie tussen leraar en leerling
  8. Feedback
  9. De leraar leert van evaluaties van resultaten
  10. Programma’s over creativiteit
(Hattie noemt televisie, van school veranderen en schorsen als de grootste rampen.)

CV
Professor John Hattie studeerde in Toronto, Canada en Otago, Nieuw-Zeeland en heeft sinds 1994 als onderwijskundige gewerkt in de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland. Een uitgebreid CV is te vinden op de website van de faculteit Onderwijskunde van de University of Auckland.

Hattie's boek is nu ook verkrijgbaar in Nederlandse vertaling.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten