Er was eens een eeneiïge tweeling. De twee mannen kregen ruzie. Ze vonden dat allebei enorm vervelend, maar konden de ruzie maar niet opgelost krijgen. Dezelfde stijfkoppigheid, je kent dat wel.
Ruzie, dat moest vast vaker voorkomen tussen tweelingen, dachten de broers. Dus kregen ze allebei het idee een belangengroep op te richten voor tweelingen die onderling ruzie hebben. En zo ontstonden op een mooie dag in december twee verenigingen. De twee verenigingen kwamen tegelijkertijd met dezelfde naam, wat leidde tot meer ruzie. De rechter moest ertussen komen, waarna de verenigingen verder gingen onder bijna, maar niet helemaal dezelfde namen.
De verenigingen groeiden en groeiden, er gingen jaren overheen. Tot, een of twee generaties later, de voorzitter van de ene vereniging besloot zich eens te verdiepen in de uitgangspunten van de concurrent. De twee documenten bleken naadloos op elkaar aan te sluiten. Dat geconstateerd hebbende, nodigde hij de andere voorzitter (zijn broer, maar dit terzijde) uit voor een gesprek. Na een wat gespannen hernieuwde kennismaking richtten de broers het gesprek op de overeenkomsten, waarna de sfeer snel verbeterde. Het idee voor een fusie kwam ter tafel. Enthousiast begonnen de twee aan de voorbereidingen. En de fusie kwam er.
Tijdens het fusiefeest ontmoetten vierduizend tweelingbroers en -zussen elkaar, sommige voor het eerst sinds jaren. Het werd een geweldig feest met dans, zang, drank en andere leuke dingen. De volgende dag werd de vereniging ontbonden. Wegens niet meer relevant. En die vierduizend tweelingbroers en -zussen? Die leefden natuurlijk nog lang en gelukkig. De moraal van het verhaal? Die mag je zelf bedenken.
Ruzie, dat moest vast vaker voorkomen tussen tweelingen, dachten de broers. Dus kregen ze allebei het idee een belangengroep op te richten voor tweelingen die onderling ruzie hebben. En zo ontstonden op een mooie dag in december twee verenigingen. De twee verenigingen kwamen tegelijkertijd met dezelfde naam, wat leidde tot meer ruzie. De rechter moest ertussen komen, waarna de verenigingen verder gingen onder bijna, maar niet helemaal dezelfde namen.
De verenigingen groeiden en groeiden, er gingen jaren overheen. Tot, een of twee generaties later, de voorzitter van de ene vereniging besloot zich eens te verdiepen in de uitgangspunten van de concurrent. De twee documenten bleken naadloos op elkaar aan te sluiten. Dat geconstateerd hebbende, nodigde hij de andere voorzitter (zijn broer, maar dit terzijde) uit voor een gesprek. Na een wat gespannen hernieuwde kennismaking richtten de broers het gesprek op de overeenkomsten, waarna de sfeer snel verbeterde. Het idee voor een fusie kwam ter tafel. Enthousiast begonnen de twee aan de voorbereidingen. En de fusie kwam er.
Tijdens het fusiefeest ontmoetten vierduizend tweelingbroers en -zussen elkaar, sommige voor het eerst sinds jaren. Het werd een geweldig feest met dans, zang, drank en andere leuke dingen. De volgende dag werd de vereniging ontbonden. Wegens niet meer relevant. En die vierduizend tweelingbroers en -zussen? Die leefden natuurlijk nog lang en gelukkig. De moraal van het verhaal? Die mag je zelf bedenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten