Meer fictie lezen. Want fictie vertelt vaak meer over de werkelijkheid dan non-fictie. Althans, dat heb ik eens geschreven. Het idee nestelde zich in mijn gedachten in de donkere, laatste dagen van het jaar. Het was kerstvakantie: ik las Tommy Wieringa.
Aan het begin van dit nieuwe jaar ontdekte ik op Twitter de hashtag #boekperweek. Het klonk voor mij als een een SMART geformuleerd doel om van een vaag idee of goed voornemen werk te maken: zorg er simpelweg voor dat je aan het eind van het jaar 52 of 53 boeken gelezen hebt.
Ik had nog wel wat literatuur liggen, maar bedacht ook dat er een schatkamer aan prachtige boeken staat in mijn ouderlijk huis, om precies te zijn in een kast op de studeerkamer van mijn vader. Die kamer is nog helemaal in de staat waarin hij hem in 2006, vlak voor zijn overlijden, nog gebruikte. En ze staan er allemaal: Boon, Elsschot, Mulisch, Campert...
Vanochtend ging ik op de koffie bij mijn moeder en zocht zonder veel nadenken vier boeken uit. Grunberg omdat ik van hem nog steeds niets gelezen heb, Pointl omdat ik zijn debuutroman destijds zo goed vond, Garcia Márquez omdat diens Canon-van-de-wereldliteratuur-klassieker 'Liefde in tijden van cholera' ontbreekt in mijn leesgeschiedenis. En Het wonder van Maarten Biesheuvel. Wat heb ik in mijn studententijd genoten van zijn boeken en zijn voordrachten voor de VPRO-radio. En ja, het is met 140 pagina's een handig boekje om in een drukke werkweek de #boekperweek-doelstelling niet in gevaar te brengen.
Nu een wondertje.
Bij het openslaan van het boekje zie ik op het schutblad de handtekening van mijn vader. Een echte, sierlijk robuuste, zo een die er altijd en overal exact hetzelfde uitzag. Dus niet dat instabiele krabbeltje waarmee ik mezelf authenticeer op officiële documenten. Onder de handtekening: "maart 1995, Utrecht".
Dan lees ik op pagina 7 de allereerste zin uit het eerste boek dat ik heb gekozen uit vier boeken die ik ruim 8 jaar na het overlijden van mijn vader heb gekozen uit de honderden boeken in zijn boekenkast:
Aan het begin van dit nieuwe jaar ontdekte ik op Twitter de hashtag #boekperweek. Het klonk voor mij als een een SMART geformuleerd doel om van een vaag idee of goed voornemen werk te maken: zorg er simpelweg voor dat je aan het eind van het jaar 52 of 53 boeken gelezen hebt.
Ik had nog wel wat literatuur liggen, maar bedacht ook dat er een schatkamer aan prachtige boeken staat in mijn ouderlijk huis, om precies te zijn in een kast op de studeerkamer van mijn vader. Die kamer is nog helemaal in de staat waarin hij hem in 2006, vlak voor zijn overlijden, nog gebruikte. En ze staan er allemaal: Boon, Elsschot, Mulisch, Campert...
Vanochtend ging ik op de koffie bij mijn moeder en zocht zonder veel nadenken vier boeken uit. Grunberg omdat ik van hem nog steeds niets gelezen heb, Pointl omdat ik zijn debuutroman destijds zo goed vond, Garcia Márquez omdat diens Canon-van-de-wereldliteratuur-klassieker 'Liefde in tijden van cholera' ontbreekt in mijn leesgeschiedenis. En Het wonder van Maarten Biesheuvel. Wat heb ik in mijn studententijd genoten van zijn boeken en zijn voordrachten voor de VPRO-radio. En ja, het is met 140 pagina's een handig boekje om in een drukke werkweek de #boekperweek-doelstelling niet in gevaar te brengen.
Nu een wondertje.
Bij het openslaan van het boekje zie ik op het schutblad de handtekening van mijn vader. Een echte, sierlijk robuuste, zo een die er altijd en overal exact hetzelfde uitzag. Dus niet dat instabiele krabbeltje waarmee ik mezelf authenticeer op officiële documenten. Onder de handtekening: "maart 1995, Utrecht".
Dan lees ik op pagina 7 de allereerste zin uit het eerste boek dat ik heb gekozen uit vier boeken die ik ruim 8 jaar na het overlijden van mijn vader heb gekozen uit de honderden boeken in zijn boekenkast:
"Vader; je bent nu dood, maar deze geschiedenis herinner je je nog wel."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten